Coalitieakkoord mist aandacht voor internationale gendergelijkheid
Er ligt een nieuw Coalitieakkoord. Een gebrek: gendergelijkheid komt niet voor in het Nederlandse buitenlandbeleid en krijgt alleen aandacht op nationaal niveau. De expliciete aandacht voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten is positief maar roept tegelijkertijd ook vragen op.
Wie de tekst van het coalitieakkoord opent en met de zoekfunctie gendergelijkheid invoert, krijgt welgeteld één resultaat, namelijk in relatie tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Het wekt verbazing dat de onderhandelaars dit thema in hun hoofdstuk ‘Internationaal’ onbenoemd laten, aangezien ‘vrouwenrechten en gendergelijkheid’ wél als rode draad lopen door het huidige beleid voor ontwikkelingssamenwerking.
Dat laatste is terecht en urgent aangezien nog grotere genderongelijkheid dreigt als gevolg van de coronacrisis. Scholen gingen dicht wat wereldwijd anderhalf miljard kinderen en studenten raakte met onmiddellijke en langetermijngevolgen. De gendergerelateerde effecten beperken zich niet tot het niet naar school kunnen, maar strekken zich uit tot verminderde gezondheid en welzijn en bescherming van kinderen en jongeren; de enorme toename van ongewenste tienerzwangerschappen en gendergerelateerd geweld waaronder kindhuwelijken baart extra veel zorgen.
Feministisch?
Het is positief dat mensenrechten in het buitenland- en handelsbeleid een centrale rol innemen, maar de coalitie had een paar stappen verder kunnen gaan door in te zetten op een feministisch buitenlandbeleid waarin gendergelijkheid integraal is opgenomen. In de kern beoogt zulk beleid systeemverandering, het transformeren van machtsverhoudingen en het beëindigen van discriminatie en uitsluiting. In de praktijk kan men denken aan het verduurzamen van handelsketens opdat de sociaaleconomische positie van vrouwen structureel verbetert – de aankondiging door de coalitie van nationale wetgeving voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen is in dit opzicht een doorbraak –, aan intersectionele klimaatrechtvaardigheid of aan het bevorderen van de rol van vrouwen in vredesprocessen en het voorkomen van conflicten (VNVR resolutie 1325).
Aangezien het kabinet Rutte III feministisch buitenlandbeleid voor zich uitschoof en de coalitie het vooralsnog niet heeft gemarkeerd komt de realisatie van gelijke rechten voor meisjes en vrouwen aan op een goede en doordachte uitwerking van beleid. Dat is aan de nieuwe ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
Positief is dat het nieuwe kabinet seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) weer als prioriteit in ontwikkelingssamenwerking markeert. Dit is al ruim tien jaar zo en verdient met kracht te worden voortgezet. Nederland speelt een voortrekkersrol op dit wezenlijke, progressieve en soms beladen thema en heeft er een duidelijke meerwaarde. SRGR is voor vrouwen en meisjes wereldwijd een voorwaarde om zich gezond en vrij te kunnen voelen, eigen keuzes te kunnen maken en zich te kunnen ontwikkelen. In het gewone leven maar met name in humanitaire situaties is het een zaak van levensbelang. Toch roept de keuze en de wijze waarop het in het coalitieakkoord is geformuleerd vragen op.
- SRGR wordt gekoppeld aan het ontwikkelen van een Nederlandse ‘Global Health’ strategie. Betekent dit dat de nadruk ligt op gezondheid in medische zin en minder op de rechtenbenadering? Plan International zou hiervoor willen waken vanwege het risico dat seksuele en reproductieve zorg voor bepaalde groepen nu en straks niet voldoende toegankelijk is vanwege discriminatie.
- Hoe zal invulling worden gegeven aan het SRGR-beleid? Wat zijn de prioriteiten? Plan International benadrukt in dit licht het belang van toegang tot informatie, diensten en middelen: anticonceptie, veilige abortus, hiv/aidsremmers, seksuele voorlichting, familieplanning, menstruele gezondheid en het voorkomen van seksuele exploitatie van kinderen.
- Wat betekent het expliciet benoemen van SRGR als prioriteit voor de andere prioriteiten in ontwikkelingssamenwerkingsbeleid die niet worden genoemd: voedselzekerheid, water, veiligheid en rechtsorde en ook onderwijs?
“Afrika-strategie”
Opvallend en positief in het coalitieakkoord is de ontwikkeling van een “gerichte Afrika-strategie”. Gezien de focus in het huidige beleid voor ontwikkelingssamenwerking is dit een logische keuze. Even logisch zou het zijn als de regering strategieën zou ontwikkelen voor het Midden-Oosten en Oost-Europa, maar die hebben het coalitieakkoord kennelijk niet gehaald. De diepgewortelde historische banden tussen Europa en Afrika, de huidige diplomatieke, culturele en handelsrelaties en niet in de laatste plaats de geografische ligging maken dat de toekomst van beide continenten met elkaar is verbonden. Nederland doet er dan ook goed aan om die relatie in EU-verband vorm te geven. Naast migratie, goed bestuur, vrede en stabiliteit zouden volgens Plan International jongeren(participatie), onderwijs en werkgelegenheid topprioriteit moeten krijgen.
Budget roept ook vragen op
“We verhogen de uitgaven aan Ontwikkelingssamenwerking (OS) met structureel €500 miljoen richting de internationale norm en besteden deze extra uitgaven aan het wereldwijde vaccinatieprogramma COVAX, het helpen van ontwikkelingslanden met een groene doorstart in klimaatmitigatie en klimaatadaptatie, en voor opvang in de regio (evt. als onderdeel van bredere migratieafspraken)”, staat te lezen in het coalitieakkoord.
Wie daarna de ‘budgettaire bijlage’ erop naslaat ziet dat een belangrijke kostenpost ontbreekt: de kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers die oplopen tot €220 miljoen per jaar. Daar komt de aap uit de mouw. De tekst van het coalitieakkoord biedt zo in feite een verkeerde voorstelling van zaken aangezien het leeuwendeel van de ‘extra uitgaven’ in eigen land zullen worden besteed (opvang van asielzoekers). Telt men daar de verwachte uitgaven bij op om de wereldwijd schrijnende vaccinatieongelijkheid tegen te gaan (COVAX) dan blijft er onder meer voor klimaat en opvang in de regio weinig over. Door de coronacrisis zijn veel behaalde resultaten op de Duurzame Doelen (SDGs) teniet gedaan en zijn armoede en ongelijkheid wereldwijd toegenomen, evenals de humanitaire noden mede als gevolg van vreselijke crises in Afghanistan, Yemen en Ethiopië. De door het kabinet Rutte III uitgesproken zorgen hierover contrasteren in zekere zin met de financiële ruimte die de nieuwe te vormen regeringsploeg neemt.