Gendergelijkheid en perspectieven voor jongeren in het hart van beleidsnota minister Schreinemacher
Minister Schreinemacher voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking maakt goede keuzes in haar beleidsnota. Aan haar inzet op de combinatie van handel en hulp kleeft echter een groot risico.
Sinds de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in 2010 het belangrijke rapport ‘Minder pretentie, meer ambitie’ publiceerde staan de pijlers onder het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking (OS) recht overeind. Ook deze minister laat de fundamenten onder het huis staan. Plan International vindt deze continuïteit in het beleid waardevol. Het verbeteren van de positie van meisjes en jonge vrouwen wereldwijd, het aanpakken van grondoorzaken van armoede, klimaatverandering en instabiliteit: het is urgent én een zaak van de lange adem.
Schreinemacher heeft gekozen voor een brede SRGR-agenda (seksuele en reproductieve gezondheid en rechten) met expliciete aandacht voor seksuele uitbuiting van kinderen en kindhuwelijken, voor toegang tot veilige abortus en seksuele voorlichting. De focus op gendergelijkheid en vrouwenrechten wordt voortgezet in de diverse beleidsterreinen. Daarnaast zien we dat het bieden van perspectief voor jongeren, vervat in de Youth at Heart-strategie, wordt voortgezet, inclusief aandacht voor jongerenwerkgelegenheid, betekenisvolle participatie en het dichten van de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Plan International is erg te spreken over deze keuzes, die naast ‘realistisch optimisme’ ook een zekere onverstoorbaarheid uitstralen.
Gendergelijkheid
De bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid heet nu ‘integraal onderdeel’ van het BHOS-beleid. In de vorige beleidsnota was gendergelijkheid ‘dwarsdoorsnijdend’. Het woordje integraal duidt mogelijk op een nóg pro-actievere opstelling. En dat is nodig want waar het bij ‘dwarsdoorsnijdende’ aandacht voor gendereffecten in alle beleidsterreinen – het zogeheten gendermainstreaming – vaak blijft bij het benoemen van problemen en het afvinken van hokjes, vraagt de post COVID-situatie om meer ambitie en een transformatieve benadering: gelijkwaardigheid tussen de genders als uitkomst van OS-programma’s, investeringsakkoorden en diplomatie.
Toch is Plan International er niet helemaal gerust op. De integrale aanpak die Schreinemacher belooft, is lang niet overal merkbaar in de notitie. Neem de relatie tussen veiligheid, rechtsorde en vrouwenrechten: expliciete aandacht voor het belang van de rol van vrouwen in vredesprocessen conform VN resolutie 1325 ontbreekt. De stem van (jonge) vrouwen en meisjes bij het vergroten van stabiliteit, zoals bij het aanpakken van gendergerelateerd geweld in het algemeen, eveneens; een omissie. En hoewel er onder het kopje Water (SDG6) in een voetnoot verwezen wordt naar de motie Stoffer/Koekkoek over menstruele gezondheid is het bevorderen van menstruele gezondheid en hygiëne géén beleidsprioriteit. Terwijl dit op zichzelf een logische uitkomst zou zijn van het gendermainstreamen van de pijler ‘water’.
Hier tegenover staat dat minister Schreinemacher de keuze voor een feministisch buitenlandbeleid onderstreept inclusief vier R’en – rights (vrouwenrechten), resources (middelen), representation (betrokkenheid bij politieke besluitvorming) en reality check (zijn er negatieve gevolgen voor vrouwen?). Deze vierde R is nieuw, verfrissend en zeer belangrijk. Fundamenteel is de aandacht voor de grondoorzaken van genderongelijkheid, zoals ongelijke machtsverhoudingen, sociale normen en stereotyperingen.
Al met al is deze sterke inzet op vrouwenrechten en gendergelijkheid positief. Nu op naar daadwerkelijke actie!
Noodhulp, opvang in de regio en migratie
Er komt in deze kabinetsperiode veel extra geld bij voor noodhulp: EUR 150 mln structureel. Voor opvang van vluchtelingen in de regio – een prioriteit uit het coalitieakkoord – is er zelfs nog meer geld beschikbaar. Om met het eerste te beginnen: nooit eerder waren zo veel mensen wereldwijd aangewezen op noodhulp, niet zelden door een giftige cocktail van klimaatverandering, droogte en conflict. De intensivering van EUR 150 mln die meteen al volgend jaar van kracht wordt is daarom zeer welkom. Maar het beleid is nog niet overal even helder. Schreinemacher wil er terecht voor zorgen dat mensen niet van noodhulp afhankelijk blijven. Zelfs mentale gezondheid en psychosociale zorg brengt zij voor dit doel in stelling, terwijl het daar helemaal niet voor is bedoeld. Ook ‘handel’ wordt erbij gehaald om mensen in nood minder afhankelijk te maken van hulp. En dat terwijl een triple nexus aanpak – een benadering waarbij humanitaire hulp, ontwikkelingssamenwerking en vredesopbouw in samenhang worden gebracht – juist ontbreekt.
Naast de al gebudgetteerde extra middelen voor opvang in de regio, wil de minister extra inzetten op migratiesamenwerking en afspraken maken binnen migratiepartnerschappen. Plan International vindt dat er scherp moet worden toegezien dat het beleid niet ten koste gaat van de bewegingsvrijheid van, veelal jonge, mensen. De doelstelling om perspectief te bieden aan jongeren en kwetsbare personen in een migratie context moet volledig stroken met de effecten van migratiesamenwerking.
Handel en Hulp
Nergens komt het eerder genoemde ‘realistisch optimisme’ van deze minister zo sterk naar voren als in de bepleite combinatie van handel en hulp, waaraan minister Ploumen in 2013 overigens al een (omstreden) impuls gaf. Zij investeert fors in het instrument – EUR 190 mln structureel vanaf 2027 – waarmee het begrotingsartikel met stip de notering krijgt met het hoogste budget. Hoe dit geld, bestemd voor de digitale en groene transitie in (lage-) middeninkomenslanden, precies wordt besteed is nog niet bekend, wel dat er gestreefd wordt om 70% van het budget ten goede te laten komen aan Nederlandse bedrijven. Daarmee lijkt Nederland terug te keren naar de tijden van gebonden hulp, die niet bepaald bijdraagt aan armoedebestrijding. Ondernemerschap wordt genoemd in de nota, maar vaak in relatie tot Nederlandse ondernemers. Vrouwelijk ondernemerschap wordt één keer genoemd, maar wederom in relatie tot het Nederlands verdienvermogen.
De minister schrijft dat de IOB in zijn beleidsdoorlichting de inzet van Nederland op ‘hulp & handel’ positief beoordeelt en kritische kanttekeningen plaatst maar draait daarmee de zaak om: de IOB is juist uiterst kritisch over dit instrumentarium en komt met een hele rits van aanbevelingen. ‘De additionaliteit van het beleid is over het algemeen minder evident’, schrijft de IOB, ‘het is niet altijd duidelijk in hoeverre de overheidsinterventie noodzakelijk was (bijvoorbeeld voor private investeringen), en waarom er een taak voor de overheid lag’.
Schreinemacher schrijft over ‘kansen pakken’ maar hoe het financieren van Nederlandse bedrijven die de Afrikaanse markt op gaan om te verdienen aan digitalisering ten goede komt aan meisjes die nog nooit met wifi verbonden zijn geweest, lezen we niet. De vraag is niet alleen hoe Nederlandse bedrijven dan een bijdrage kunnen leveren aan die digitaliseringstransitie maar hoe Nederland een bijdrage kan leveren aan het overbruggen van de digitale gender gap – meisjes die relatief minder toegang hebben tot internet dan jongens? Tegenover het realistische optimisme van de minister is er namelijk de grote en reële zorg dat de handel en hulp interventies bestaande ongelijkheden in pakweg Ghana, Senegal, Zuid-Afrika en Kenia eerder zullen verscherpen dan verkleinen.
Oproep
Plan International vraagt de leden van de Tweede Kamer, die de nota op 4 juli aanstaande zullen bespreken, om het voorgestelde handel en hulp-beleid op genoemde punten te herzien. Samengevat:
- Zorg dat bij de instrumenten uit artikel 1 van de begroting, ‘bijdrage aan armoedevermindering’, als voorwaarde voor subsidie is opgenomen; stel als eis dat programma’s bijdragen aan gendergelijkheid (mainstreaming) en monitor hier strikt op;
- Richt je op het vergroten van economische kansen voor jongeren en met name meisjes. Dit gaat niet vanzelf (trickle down is dead) maar is wél cruciaal voor duurzame economische ontwikkeling en dus ook voor stabiliteit (grondoorzaken van instabiliteit);
- Investeer in basisvaardigheden (geletterdheid, life skills, 21st century skills) van jongeren en in zogenaamde TVET – technisch- beroepsonderwijs en training voor een betere aansluiting op fatsoenlijke banen;
- Bevorder de ontwikkeling van lokaal bedrijfsleven en ondersteun (micro-) ondernemerschap, ook in de informele sector;
- Investeer in randvoorwaarden voor jongerenwerkgelegenheid en in een goed ondernemersklimaat: de zogenaamde enabling environment;
- Maak in deze context duidelijk hoe de bevordering van de rechten van vrouwen en van gendergelijkheid een integraal onderdeel vormt van het Nederlandse beleid.